Doek – losse scene (Koffie)

Na een hele week te hebben verbleven bij Chiara in haar Corona d’Oro, zonder dat zij ooit de naam ‘Schuyt’ goed had leren uitspreken, had Berend zijn onderzoek afgerond en was zijn keuze gevallen op de wijk rond Via Toscana, een prima buurt iets buiten de ring en toch dicht bij de stad. Hij had een appartement gehuurd aan de Via Giacomo Puccini, voor drie maanden, gemeubileerd, op de eerste verdieping, waar hij inmiddels enige nachten had doorgebracht.

Hij had kennisgemaakt met de kat van de huisarts naast hem, zo’n enge Cyperse die wel kaal leek en hem altijd priemend aankeek alsof hij een enorme ansjovis was, met de duiven, eksters en kauwen die in de bomen langs de straat en in de achtertuin huisden en altijd rond vijf uur ’s ochtends op vol volume hun standpunten onderling uitwisselden. Ook had hij kennis genomen van bus 41 die van half zeven ’s ochtends tot één uur ’s nachts elk kwartier langsdenderde zodat zijn ramen rammelden en de planken van de vloer even omhoog leken te komen. Toch was het een gezellig appartement, vond Berend.

Het ritme van de Italiaanse werkdag begint thuis rond 7 uur ’s ochtends, maar verplaatst zich al snel naar de dichtstbijzijnde koffiebar voor een koffie en een pasticceria, een zoet koffiebroodje. Iets verderop in Berend’s straat bevond zich zo’n uitspanning, gerund door Aldo, de barista. Berend had dit op zijn eerste ochtend ontdekt en een bezoek aan Aldo was een gewoonte geworden.

“Goedemorgen Aldo!”

Berend liet de deur met een opgewekt gerinkel achter zich dichtvallen en liep verder de langwerpige koffiebar binnen. Hij liep langs twee tafeltjes met drie stoelen er omheen waarvan één bezet was met twee werklui in besmeurd uniform, één met een kopje espresso en de ander met een glas bier.

“Ah signore Berend, goedemorgen. Een cappuccino?”

“Ja, heel graag Aldo.”

Berend liep door naar de hoge donkerbruine bar en leunde er met zijn elleboog op terwijl hij rondkeek.

“Het is rustig vandaag”, zei hij.

“Het is woensdag vandaag”, zei Aldo. “Dan komen ze wat later. Is een rare gewoonte maar op woensdag beginnen we allemaal iets later. Wacht maar een half uurtje dat zit het hier vol.”

Aldo draaide zich om en begon aan Berend’s bestelling. Hij pakte de handle van de kop beet, draaide hem los, sloeg de oude bonen er uit, veegde hem schoon aan een doek die naast de afvalbak hing waar de oude koffie in werd opgevangen en begon de versgemalen espressobonen er in te doen. Hij stampte de koffie vakkundig aan, niet te hard en niet te licht, draaide hem weer in de machine, zette er een grote kop onder en drukte op een knop die het magische brouwproces in het werk stelde. Alles met een gemak van jarenlange ervaring, en met die lichte, bijna liefdevolle souplesse die een Italiaan zich van nature aanmeet als hij met eten of met koffie in de weer is.

“Waar woonde je nou ook weer?” vroeg Aldo.

“Op de via Puccini” zei Berend. “Aan het begin, bij de via Donizetti op de hoek”.

“Ahhh, Donizetti, Puccini, de meesters…” verzuchtte Aldo.

“Ben je liefhebber?” vroeg Berend, om zich heen kijkend, en met zijn ogen wijzend naar de posters van Eros Ramazzotti, … aan de muren.

“Ik ben Italiaan!” antwoorde Aldo, met de handen omhoog, om deze stelling die diende als antwoord kracht bij te zetten. Berend was nog niet overtuigd dat Aldo iets van opera wist maar liet het er bij zitten.

(WIP)

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *