30 oktober 2018 – Verhaal van T

(genoteerd n.a.v. een lang gesprek met T om het niet te vergeten. Dit was gewoon zo interessant dat ik het wilde onthouden!)

T kwam net terug van de begrafenis van Jan, één van zijn beste maten. Deze Jan had na een succesvolle zakencarriere zijn vroeg-pensioen gewijd aan het opknappen en bewoonbaar maken van een oude burcht in het midden van Slowakije. Het betrof een burcht uit de 17e eeuw. Het “huis” was onderdeel van de ommuring. Een vier-kamer-appartement dat er in was aangelegd verdween in de enormiteit van het gebouw. T sliep op de zolder in “kamer 301” – de eerste spelonk links op de 3e verdieping in een enorme open ruimte.

Het plan was geweest het eerst aan te bieden aan de lokale brandweerkazerne als pand om te oefenen: ze zouden het in de hens zetten en dan – na de oefeningen – met een bulldozer de rest weghalen om daarna de grond te verkopen. Toen kwamen ze er achter dat er een beroemde fotograaf had gewoond dus stelden dat maar even uit. Het idee ontstond om een deel van het huis in te richten als galerie.

Later kwam er een restaurateur langs die zag dat het huidige plafond niet paste bij de bouwstijl en oorsprong van het gebouw. Na toestemming te vragen haalde hij wat stuc en verf weg en zal een prachtig geschilderd plafond te voorschijn komen. Toen besloot Jan het verder zelf op te knappen. Voor hem 250 km rijden. Als hij zin had ging hij naar het gebouw. Daar zaten drie Oekraïners die met het gebouw bezig waren. Langzaam!

 

(Al pratend ging het verhaal vanzelf over in T’ eigen geschienis)

 

T’ vader was Professor. Diens vader was een van de bekendste advocaten in Bratislava, zelfs in heel west-Slowakije. T’ moeder’s vader was notaris geweest.

Toen de communistische partij in ’48 het bezit van burgers begon af te pakken weigerde de één de overdrachtspapieren te stempelen en tekenen, en verdedigde de ander partijen die de onteigening tegenspraken. Onteigening ging zo: eerst kwamen de communisten aan de deur en vroegen je – met een pistool tegen je hoofd – om je beizt te verkopen. Voor 1 kroon. Daarna werden ze gemakzuchtig en namen ze het gewoon in.

De grap is dat na ’89 de eerste categorie niets kon terugkrijgen, er was immers een verkoopdocument. De tweede categorie kon dat wel. Zo kregen de drie broers (één in München, één in Košice en één in Trenczin) het bezit terug van een enorm pand met daarin 11 appartementen, in het midden van Bratislava, bewoond en wel, en daarmee meteen ook de zorg voor het onderhoud van het pand.

T was toen 20 jaar en stelde voor op de begane grond een café te starten. Dit was de tijd dat vrienden van hem van school opeens in een BMW reden omdat ze een vrachtwagenlading magnetrons hadden weten te halen uit het Westen en meteen allemaal aan de niets-hebbende Slowaken hadden verkocht. Mensen werden in een paar dagen schatrijk. Dat wilde T ook wel. Maar zijn schoonzus sprak de legendarische tekst: “Dat wordt niets, er zit op deze straat al een Café“. Mind you, die straat is 400 meter lang, loop vanaf de Mihalska Brana naar beneden het centrum in en is inmiddels compleet volgebouwd met cafés en restaurants.

Dat T’ opa’s aan beide kanten het systeem hadden tegengewerkt heeft generaties later nog impact op de familie. T’ vader mocht niet studeren en is gaan werken in de staalfabrieken in Košice. 

Omdat hij ondanks het verbod toch wilde studeren is hij 300 km verderop naar een universiteit gegaan. Hij meldde zich aan de poort, zei dat hij 2 m 8 lang was, basketbal speelde en dit graag bij deze universiteit zou doen. Dit ging gepaard met het onder tafel overhandigen van een goed gevulde bruine envelop. Daarna studeerde hij diergeneeskunde.

Tijdens zijn studie heeft hij twee jaar ernstige tuberculose overleefd. Na zijn studie bleef hij aan de universiteit om les te geven. Maar: als docent dien je lid te zijn van de partij! De communisten kwamen geregeld bij hem langs om hem steeds dringender te vertellen dat hij lid moest worden. Na drie keer was de boodschap duidelijk: lid worden, of vertrekken.

De enige plek waar hij heen kom (van lid worden was geen sprake) was – of all places! – Oeganda. Dit was het Oeganda van 1972, het Oeganda van Idi Amin. Hij had de Engelsen het land uit gewerkt, de Indiërs, de Israëliërs, en de enigen met wie Idi Amin contact hield was het Oostblok. Dit was nodig omdat er in het hele land niets was. Zeep, olie, graan, het moest allemaal uit onder andere Tsjechoslowakije komen. Met elke 1000 of zo militairen ging er 1 leraar mee. Vader kwam in aanmerking omdat hij Engels en Duits sprak.

De regel onder het communisme was dat alleen één ouder wegkon, de rest moest achterblijven. Toevallig was er een rapport van een psychiater dat de twee zoons zó instabiel waren dat als zij achter zouden blijven ze helemaal door zouden draaien. Dus, bij hoge uitzondering, ging het hele gezin mee.

Vader en moeder werd voorgesteld T en zijn broer naar de Russische school te laten gaan. Dit weigerde vader, hij wilde niet dat zijn kinderen werden geschoold door de Russen! T heeft dus met zijn 6 jaar op de lokale school gezeten, maakte elke ochtend op de binnenplaats van de school het hijsen van de Oegandese vlag en het straffen van de stoute kinderen van een dag eerder mee. Hij was doodsbang geweest maar zou zich in de loop van de tijd aanpassen en inpassen.

Door zijn werk in Oeganda raakte vader steeds meer bekend in Europese kringen. Hij had research en enkele publicaties gedaan op het gebied van diervoeding. Op een tussenstop in Zurich, op weg naar huis via Praag, raakte vader en moeder in een heftige discussie. Vader had een aanbieding van een Zweedse universiteit wat zou betekenen dat het gezin vrij zou zijn, weg uit Slowakije. Maar dat zou ook betekenen dat regering haar gram zou halen op de resterende familie, de broers en zussen die nog in Slowakije woonden. Vader wilde blijven, moeder wilde naar huis. Dit werd een flinke ruzie, die T destijds niet bewust heeft meegemaakt.

Terug in Slowakije was vader bekend als basketballer in het nationale team. Op basis van die bekendheid werd hij verkozen tot parlementslid. Later heef hij in de regering gezeten om de Slowaakse landbouw te spiegelen aan de Europese. T ontmoette onlangs de premier uit die tijd op het vliegveld en stelds zich voor als de zoon van Professor I. 10 jaar later leidde tot meteen tot herkenning.

Toen de geheime archieven openbaar werden, net als die van de DDR, ontdekte vader tot zijn grote ontstelling en teleurstelling meters aan dossiers over hem – allemaal op basis van informatie van de 4 andere gezinnen met wie zij in Oeganda hadden gezeten, met wie ze een intense persoonlijke band hadden opgebouwd, met wie ze tot 15 jaar nadien nog samen Kerst vierden, die ze tot die openbaring nog tot hun ’trusted circle’ hadden gerekend.

T’s moeder kwam er achter dat op basis van de activiteiten van haar vader de notaris toen zij 7 jaar oud was door een ambtenaar op haar kaart was aangetekend ‘mag na haar 18e geen verdere opleiding krijgen’. Dit wist zij niet, zij had bij zovele universiteiten geprobeerd binnen te komen en was er van overtuigd geraakt dat ze gewoon niet slim genoeg was. Ze is uiteindelijk als lab medewerker in Košice aan het werk gegaan.

Terugkijkend is hij blij met alles wat er gebeurd is. Het heeft hem geleerd een enorme afkeer, een fysieke tegenstand te hebben tegen dictaturen. Door het van beide kanten te hebben gezien heeft hij een goed beeld van hoe fout het soms nog is in Slowakije en hoe fout het in Europa kan gaan. 

Wat een verhaal…

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *