Liftreis naar Marokko (1994) – Deel 4: Rabat en Casablanca

Deel 4 – Rabat en Casablanca

Om vanuit Fes naar Rabat te komen besloten we een bus te nemen. Dat is voor de meeste lokale mensen het vervoermiddel bij uitstek, als je geen eigen auto hebt, en zoals eerder gezegd vertrokken er vanaf het plein (Place Bou Jeloud) bij ons hotel bussen naar alle windstreken.

Op een koele ochtend namen we zo dus afscheid van Fes en namen plaats in de bus voor een rit van enkele uren naar de administratieve hoofdstad van Marokko. Zoals gewoonijk vertelde Robert Jan mij een ander over de geschiedenis, dat dit een nogal Westers aandoende plaats was en de rest zouden we wel zien. Het liep – zoals te verwachten en zoals het meeste tijdens deze reis – anders dan gepland.

De bus besloot het na andrehalf uur op te geven en stopte aan de kant van de weg, halverwege de rit. De Marokkaanse mede-passagiers stapten zonder morren uit en vervolgden hun weg, liftend of lopend, alsof dit de normaalste zaak van de wereld was. Dat was het waarschijnlijk ook, alleen niet voor ons verwende westerlingen. Het duurde niet lang of we stonden was verbaasd met zijn tweeen in het verlaten landschap langs een stoffige weg, ons af te vragen wat dan nu.

We kregen contact met iemand op een boerderij aan de andere van de weg. Of wij hem wenkten of hij ons weet ik niet meer maar, zoals gebruikelijk in dit zee gastvrije land, werden we al snel uitgenodigd op de thee. Gezeten op een tapijt op de grond hebben we met de heer des huizes zitten praten met een kop obligate mierzoete muntthee. Van hem begrepen wij dat hij werkeloos was en dagelijks (behalve kennelijk vandaag) naar de stad ging om een baantje te zoeken. Tot nu toe zonder resultaat. Intussen deed zijn vrouw het huishouden, en zorgde voor de boerderij, wat haar volgens mij minstens een 60-urige werkweek opleverde, maar dat was het lot van de vrouw, hij zou werk moeten vinden in de stad en richtte zich daarop – en deed dus eigenlijk helemaal niets. Dat voelde vreemd. We hebben hem daarna bedankt met een pakje Marlboro uit de slof die ik meehad voor precies dit soort gevallen. Ik vermoed dat hij ons naar een volgend busstation heeft gebracht want we kwamen later op de dag toch aan in Rabat. Ik vermoed rond theetijd.

Rabat bestaat uit twee delen, Rabat zelf en een stadsdeel aan de overkant van de rivier genaamd Saleh. Samen zijn ze ‘Rabat’. De rivier is de Abu Regreg of Bouregreg, die 1500 verderop in de Atlas ontspringt en hier de Atlantische Oceaan instroomt. We zijn als goede Hollanders even naar het water gelopen om na alle dorre droogte en het avontuur van de dag ons te laven aan het zien van water en (in de verte) de oceean.

 

NB: Saleh is ook bekend van de ‘Republiek van Saleh’ die in de 17e eeuw even heeft bestaan en eigenlijk een roversnest was van ‘Barbarijse piraten’. Wat ik toen niet wist en waar ik nu pas bij het optekenen van dit verhaal achterkom is dat hun bekendste piraat een Nederlander was, die in 1618 gevangen werd door Algerijnen, zich tot de Islam bekeerde en zich als piaat vestigde in Saleh. Hij groeide uit tot een van de meest gevreesde en succesvolle zeerover, plunderde zelfs Reykjavik,en schopte het tot goeverneur van Saleh en admiraal van de vloot!

Toen we daarna de Rabat-kant van de stad door wandelden merkte ik dat Robert-Jan gelijk had gehad. Dit voelde veel meer als een Westerse stad dan als een Arabische of Noord-Afrikaanse. Natuurlijk waren er moskeen en was er een (kleine) souk maar de brede avenues met koloniale huizen, nu veelal regeringsgebouwen, deden Parijsachtig aan.

Toen we ’s avonds over straat liepen, na wat te hebben gegeten, hoorden we vrolijke muziek bij een huis. We bleven even staan om te zien waar het precies vandaan kwam, keken omhoog en zagen dat er een feestje bezig was op het dakterras. Iemand die over de leuning hing en ons zag wenkte dat we van harte welkom waren, en dat we naar boven moesten komen. Dat hoefde je ons niet twee keer te zeggen. De voordeur stond open en na flink wat trappen stonden we opeens temidden van een lokaal huwelijksfeest. We kregen er glaasjes met hele zoete melk, gekruid met kaneel en citrus, en zijn in gesprek geraakt met de gasten die erg geinteresseerd waren in ons en onze avonturen. Wat ik met specifiek herinner is een gesprek met (waarschijnlijk) leeftijdsgenoten over religie. Het werd me snel duidelijk dat je hier maar beter niet kunt zeggen dat je nergens in gelooft. De meeste moslims zijn heel tolerant naar Christenen maar voor atheisten hebben ze een stuk minder begrip!

De volgende ochtend, onze eerste hele dag in Rabat, begon met een ijkoude douche in ons erg spaarzame hotelletje dat we totaal last-minute hadden gevonden. Dat is de consequentie van niet vooruit boeken (dit was lang voor er internet was!) en op de bonnefooi iets zoeken als je al in je stad bent aangekomen. Het gaf ons wel een frisse start van een wederom mooie maar niet al te warme dag.

We besloten en bezoek te brengen aan een historische plek vlak bij Rabat waar nog Romeinse en latere marokkaanse ruines staan. Dit heette eerst ‘Sala’ (welke naam vandaag de dag weer terugkomt in het huidige Saleh) maar is nu bekend onder de naam ‘Chellah’. De geschiedenis van deze plek gaat zelfs terug tot de Feniciërs en Carthagers die er ooit kolonien stichtten (zie ook dit wikipedia artikel). De Romeinen bouden er een volwaardige havenstad, Sala Colonia. De heersende ‘Mariniden’ stichtten er in de 13e eeuw een soort heilige begraafplaats, een zg. ‘Chellah’ inclusief paleis en moskee. De toren van de moskee staat er vandaag de dag nog, van de rest is niet veel over en het is nu meer tuin en ruine dan monument.

Een van de andere leuke kanten van Chellah is de troep ooievaars die er woont, zoals te zien is op de foto hieronder, waarop ook de resten van de toren van de moskee van de Mariniden te zien is:

 

Aan het eind van de middag namen we de bus richting Casablanca. Laat ik meteen duidelijk zijn: Casablanca is een lelijke, vieze, grote en drukke stad die in de veste verte niets heeft van het romantische ideaal met Ingrid Bergman en Humphrey Bogart. Ik ben in latere jaren voor werk nog veel in ‘Casa’ geweest en sliep dan in het Meridien Hotel ‘le Royal Mansour’ en dat komt nog wel in de buurt, maar in 1994 met een studentenbudget was daarvan natuurlijk geen sprake.

Robert-Jan was hier eerder geweest, zoals vermeld was hij een week voor mij al met het vliegtuig naar Marokko gevlogen en heeft een mooie tocht door de Atlas gemaakt, en zijn vlucht landde in (en zou weer vetrekken van) Casablanca. We hebben denk ik in het zelfde hotel geslapen als hij zijn eerste nacht in Marokko de week ervoor.

We zijn er maar even geweest. We zijn met een bus of taxi naar de rand van de stad gegaan richting strand, hebben in mijn herinnering nog best lang moeten lopen door een stoffige industriewijk om het strand te bereiken, maar daarmee houdt de herinnering een beetje op. Veel helderder staat me voor de geest hoe we de volgende ochtend afscheid namen. Robert-Jan zou namelijk de weg naa het vliegveld kiezen, en ik naar de snelweg richting noorden, om aan de liftreis terug te beginnen. Zo zeiden wij ’tot in Leiden’ en ging hij linksaf en ik rechtsaf vanuit het hotel. Het hoeft niet gezegd te worden dat hij eerder thuis was dan in – maar dat lees je in het laatste deel, deel 5!

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *