Waarneemverslag 12 mei 2021 (Wierum, Friesland) (Melkweg, Diverse DSO in Cygnus: Crescent Nevel, Cocon Nevel, Elephant Trunk, Noordamerikanevel, Sadr regio)

Mijn tweede trip naar ‘het Noorden’, op zoek naar donker zoals dat niet in de Randstad bestaat, kwam ik terecht in Wierum, aan de noordkust van Friesland, bij een AirBNB nog geen 50 meter van de Waddenzee. Dit was op de Waddenzeedijk na zonsondergang:

Volgens de lichtvervulingskaart https://darksitefinder.com/ licht dit in een lichtgroene zone. Volgens Clear Outside is het daar Bortle 4 – mij lijkt het eerder 3 of zelfs 2. Met het blote oog melkweg met details zien, en dat in Nederland!

Ik heb na wat geklooi met de Meade SCT vooral met de TS APO 65mm foto’s gemaakt in en rondom de Zwaan vanaf het terras voor de B&B. Bijna allemaal 4 of 5 subs van 120 seconden, ISO 1600, gestacked in DSS en nabewerkt in PhotoShop. Guiding met SkyWatcher EvoGuide 50mm, QHY5L-ii en PHD2.

Heerlijk om eens los te gaan op mooie deepsky-objecten, zie onder!

IC 5146 Coconnevel (Cygnus)

NGC 7023 Irisnevel (Cepheus)

NGC 6888 Crescent Nevel (Cygnus)

Sadr-regio (Cygnus)

NGC 7000 Noordamerika Nevel (Cygnus)

De Olifantenslurfnevel in IC 1396 (Cepheus)

Tegen een uur of 02:00 ben ik in het stikke-donker door een berkenbosje gelopen naar de Waddenzeedijk en heb daar op een simpel driepootstatief met de Fuji X 18-55mm lens (ingesteld op 18mm) 15 en 20 seconden belichtingen gemaakt van de melkweg boven zee. Fantastisch mooi gelukt vind ik!

Op weg terug naar de B&B een foto van de boerderij onder de melkweg, met Cassiopeia trots in beeld:

 

Doek – Losse scene (bij Bob)

Het appartement van Bob Spiegelei was op de derde verdieping van een klassiek appartementencomplex in een tamelijk groene en chique wijk van Bologna in de buurt van de Universiteit, rondom de Via Irnerio. Platanen voor de deur, een oud hek met ornamenten, een paar wat versleten beelden in de gemeenschappelijke en dus onverzorgde tuin.

Berend stapte de openbare portiek in, liep het gangetje door en belde aan. Toen de zoemer klonk duwde hij de zware deur open, met veel glas en een vergulde dwarsbalk met slijtage op de plek waar al decennia bewoners en bezoekers tegen aan hadden geduwd.

Met een gammele lift waarvan de deur net niet sloot en die rammelde en tot stilstand kwam met een schok, twee centimeter te laag,  kwam Berend uit in een geel geschilderde gang met vier deuren. Bob’s deur stond open en er klonk vrij luide Italiaanse muziek uit de jarig zeventig, een zwoel duet met een wat oosters aandoend ritme. Berend klopte even, een beetje twijfelend vond hij zelf, en liet zichzelf binnen.

Bob’s appartement gaf de indruk dat het een deur maar een overbodige barrière vond, het liefst bleef het altijd open voor iedereen. Bob stond, zoals altijd, in de keuken. Hij maakte pasta, eigenlijk ook zoals altijd. Zijn zwarte leren jack lag over de leuning van de bank en op tafel lag smeulend in de asbak en half gerookte en kennelijk vergeten sigaret.

Zijn appartement had uitzicht op een parkje en zijn openslaande deuren stonden wagenwijd open zodat de geluiden van de stad zich mengden met die van het duet, versmeltend als de geuren van het park versmolten met de ui en knoflook uit de keuken. Het was na vijven, de lokale moeders waren aan het koken en de eerste mannen en kinderen begonnen thuis te komen.

‘Hé’, klonk het uit de keuken, ‘biertje?’. Zonder op antwoord te wachten naam Bob twee Nastro Azzuri uit de ijskast en gaf er één aan Berend zich aan zijn dagdromerij had weten los te worststelen en weer richting keuken was gelopen.

‘Proost’, zei Bob.

‘Proost’, antwoorde Berend.

Berend keek naar buiten zonder iets te zeggen. Bij Bob zijn gaf hem altijd een enorme rust, of die nou aanrommelde in de keuken, op de bank hing, koffie stond te zetten, een feestje gaf of überhaupt niet met Berend bezig was. Hij voelde geen enkele druk als hij hier was. Waar hij bij zijn vrienden thuis vaak het gevoel had leuk te moeten zijn, of diep, intens, intellectueel, of thuis bij zijn moeder waar hij steevast het gevoel had dat hij zo snel mogelijk weer weg wilde, leek het net alsof dit zíjn huis was, alsof Bob bij hém op bezoek was.

Nee, Bob woonde hier ook, mijmerde Berend verder, alsof dit hún huis was. Bob deed dat met je. Hij deed dat ongetwijfeld bij iedereen, daarom had hij altijd vriendinnen. Toch had hij niet veel vrienden – mannenvrienden. Er kwamen wel mannen langs bij Bob, ‘zakenpartners’ noemde hij ze. Schimmige figuren, met hun snorretjes en Vespa’s en te strak zittende broeken en stevige, zwarte laarzen. Ze kwamen wel eens langs als Berend er was. Dan keken ze hem altijd even heel kort aan, gooiden hun hoofd een centimeter omhoog als een soort van erkenning dat hij bestond, maar ook niets meer dan dat. Dan volgde een onbegrijpelijk gesprek met Bob, die voor iemand die al jaren hier woonde zeer gebrekkig Italiaans sprak maar kennelijk genoeg straattaal sprak om zaken te kunnen doen.

‘Wat doe je nou eigenlijk voor zaken?’ had Berend hem wel eens gevraagd.

‘Gewoon, ik importeer wat spullen uit Nederland en die verkoop ik hier’.

‘Wat voor spullen dan? Ik zie hier nooit iets! Drugs?’

‘Nee man, doe niet zo raar, wat denk je wel, dat ik een of andere crimineel ben of zo! Nee, gewoon wat dingetjes die ze hier niet zo makkelijk krijgen.’

 

WIP

 

Doek – losse scene (Berend en Eleonora)

“Wat zou jij mij kunnen bieden dan?” vroeg ze. “Ik ben jong, mooi, beroemd, en wie ben jij?”

Domweg woordeloos keek hij haar aan. Ze had natuurlijk gelijk. Wat was hij ook een enorme idioot dat hij dacht dat ze ook maar iets in hem zou zien. Dat ze hem uberhaupt zag staan was al een mirakel. En nu praat ze ook nog met hem!

Hij kreeg een warm gevoel in zijn buik. Dat gevoel wat hij nog kende uit dromen waarin je terwijl je allang de veertig was gepasseerd toch nog in de klas zat. Iedereen je aankeek omdat je iets was gevraagd door de juf maar je had geen idee wat. Die verlaten angst, die paniek voelde hij nu. Alsof hij in zijn broek had geplast, zo voelde het. Wat afschuwelijk toch dat je je als volwassen vent door een meid die nauwelijks ouder was dan een tiener kunt laten voelen als een klein kind. Dat was onzin natuurlijk, dat deed zij niet, dat deed hij zelf. Al die idiote gedachten komen uit mensen zelf, uit niet-verwerkte frustraties, nooit onder ogen geziene angsten, jeugdtrauma’s en dat zoort zaken. Wat had hij dan wel voor trauma’s? Als hij zich goed herinnerde was hij op school een graag geziene gast, hij deed aan sport, had vriendinnetjes, werd gevraagd voor feestjes, zelfs voor het schoolbestuur, en nu liep hij in Italie als succesvolle bankier die vijf talen sprak en aan toneel deed. Was hij dan niet helemaal prima? Hij begon zich daadwerkelijk een beetje boos te voelen. Wat dacht dit kind wel niet?

“Ik ben Berend” zei hij, met duidelijk een beetje irritatie in zijn stem, gesterkt door een lang gevoelde behoefte zich neer te zetten, zich te verdedigen tegen zijn eigen stemmetjes en zich af te zetten tegen zijn eigen onzekerheid. “Ik ben Berend en ik ben 52. Jij bent jong en mooi zeg je, en dat is helemaal waar. Je bent fabelachtig. Maar toen ik vijfentwintig was was ik ook knap, althans dat zeiden de mensen tegen me. Ik was populair, misschien niet zoals jij maar toch een beetje. Het enige verschil tussen ons is dus dat ik vijfentwintig jaar langer heb geleefd dan jij.”

Ze bleef staan. Ze liep niet weg! Hij ging verder.

“Over vijfentwintig jaar ben jij ook niet meer jong, en waarschijnlijk niet meer zo mooi en beroemd als nu. En wie ben jij dan? Ben je dan minder? Of heb jij dan hetzelfde te bieden als vandaag? Of misschien zelfs meer? Denk je namelijk niet dat ervaring heel wat waard is? En ik jou daarom dus heel veel te te bieden heb?”

Het moet in zijn neder-Italiaans apart hebben geklonken. Het resultaat was evenwel dat Eleonora drie seconden lang ijzig stil bleef staan, zonder een spier te bewegen, niets zei en hem enkel uit de hoogte aan keek. Daarna legde zij haar hoofd in haar nek, draaide zich op haar naaldhak honderdtachtig graden om en baande zich als een perfect model door de verbaade toeschouwers een weg op weg naar de uitgang.

‘Shit’ dacht Berend, ‘dat heb ik mooi verkloot…’

WIP

Doek – losse scene (Toneelclub)

Het had Berend enige moeite gekost om het juiste adres te vinden. Om de één of andere reden zat dit deel van de stad slecht ontworpen in elkaar. Stegen liepen niet rechtdoor maar maakten willekeurig bochten om huizen en kerkjes heen, liepen na één bocht de andere kant op en straatnamen liepen al die tijd door zodat Berend af en toe geen idee meer had waar hij was en heen moest.

Vanuit het hotel was hij met goede moed en hoofd rechtop vertrokken. Na 100 meter was hij rechtsaf de Via San Simone ingegaan, maar die liep dood. Terug, weer rechts, en later nog eens rechts het Piazza san Martino op. Dan maar via de Piazzetta Marco Biagi. Nu kwam Berend op een straat met de onheilspellende naam Via dell’Inferno. Nee, zo kwam hij ook niet hoog genoeg uit! Waar was die Via Lucrezia?

Spiekend op het blaadje in zijn zak zag hij dat er gelukkig een soort schets op stond van de straatjes in de buurt van het theater. Hij herkende de bocht die hij net genomen had en zag dat hij nu links via een klein straatje en dan weer scherp links goed uit zou moeten komen.

Verdraaid, daar was inderdaad een smal steegje, waar hij een half uur lopen geleden vanuit de andere kant in had staan kijken, zeker wetend dat hij fout zat. Zijn hoofd hing inmiddels wat lager en het zweet parelde op zijn voorhoofd, wat hij met zijn witte katoenen zakdoek depte. Zijn schoenen deden hem pijn en zijn jasje schuurde in zijn oksels, maar hij voelde ook opwinding nu hij zo dicht bij zijn doel was.

Na zestig meter de steeg door stond hij voor een golfplaten deur waar behalve een doodshoofd en wat onleesbare graffiti ook met een wilde beweging het nummer ’11’ op was gespoten. Het zag er niet uit zoals Berend zich had voorgesteld bij een theater. Wellicht was dit de dienstingang? Ging het ondanks deze lelijke achterkant toch om een barok zaaltje, en was dit de ingang van een binnenplaats waar decorstukken werden bewaard?

Berend ging de poort door en voelde meteen teleurstelling, een volledige verslagenheid. Een theater in Italie, in Bologna nota bene, kon alleen maar rond zijn, en hoog, en met balkonnetjes, met rood pluche en een krakende houten buhne. Marmer aan de muren, kroonluchters, schilderijen of zwart-witte foto’s van coryfeeen uit de jaren vijftig… In plaats daarvan zag Berend beton, graffiti, houten steigers. Hij rook riool en afval.

Aan de overzijde van de binnenplaats stond een brede, zware schuifdeur een stukje open, met oranje landbouwplastic ervoor om wind en regen buiten te houden. Door het plastic heen hoorde Berend stemmen. Hij voelde een zuchtje warmte, zag een straaltje licht. Zijn nieuwsgierigheid won het heel even van zijn verslagengheid en zijn verlangen op te geven en terug te keren naar zijn hotelkamer, naar een bekend comfort, en koos ervoor het plastic opzij te duwen en door de opening naar binnen te gaan, naar onbekend terrein. Het kind in Berend, op zoek naar een schat, nieuwsgierig naar een andere wereld, was heel even aan het stuur gaan zitten en duwde hem verder de halfverlichte ruimte in.

Berend liep richting het licht en hoorder nu duidelijk iemand Engels spreken.

“Is er nog koffie?…”

“Ja, daar achter, bij Marco”

Gestommel, geluid van kopjes of flessen die tegen elkaar rammelden.

Lopend langs een blinde muur die de stemmen nu nog voor Berend verborgen hield vond hij een opening aan zijn rechterhand waardoor hij ineens midden in een grote open ruimte leek te staan. Iemand was bezig een stoffige Senseo machine te vullen uit een plastic waterfles, een ander, waarschijnlijk Marco, stond er aandachtig naar te kijken. Twee vrouwen zaten op een bank te bladeren in wat leek op een script. Niemand sprak. Berend stond als versteend, een volle minuut lang, geen idee wat nu te doen. Doorgaan en zich voorstellen? Teruggaan?

Eén van de mannen sprak hem aan: “Hé, weet jij hoe deze stomme machine aangaat?”

“Ehh… Ja, ik kom uit Nederland”, antwoordde de verbouwereerde Berend.

Na deze cryptische opmerking keken allen hem aan, namen hem op van top tot teen.

“Kom je meespelen?”, vroeg één van de vrouwen, een pas net volwassen meisje eigenlijk, met krullende, donkere haren en een rond brilletje. Berend zag een goed gevuld postuur omhuld door een lange, fluwelen, donkerrode jurk, die haar ouwelijk en onflatteus stond en waarschijnlijk een kostuum was dat ze voor het stuk moest dragen.

“Eh, ja, als dat mag..?”, zei Berend. Het klonk zo timide en kinderlijk dat hij zich meteen weer afvroeg waar hij in hemelsnaam mee bezig was.

“Mooi!”, zei het andere meisje. Ze was lang, mager, met bleke lange haren langs een bleek, langwerpig gezicht. Ze zag er ongezond uit, onverzorgd. Jeans, wit t-shirt met de onleesbare resten van een reclametekst aan de voorkant. “Dan kan jij de rol van Marco overnemen.”

“Waarom zou hij mijn rol moeten overnemen?!” riep de man die nu inderdaad Marco bleek, duidelijk verbolgen en zichtbaar geirriteerd door de niet-werkende koffiemachine.

Berend liep naar de mannen toe bij de Senseo en zei onderweg dat hij heus niemand’s rol wilde overnemen, dat hij gewoon wilde kijken, en misschien inderdaad ook wel mee wilde spelen, maar vooral niemand in de weg zitten!

Hij zette de Senseo aan, zag dat er niets gebeurde, volgde het snoer dat verderop los lag en stopte het in de haspel die er vlak naast op de grond stond. Meteen begon de Senseo te pruttelen en juichte Macro van vreugde.

“Omdat je nooit je text kan onthouden en slecht Engels spreekt. Dit is een Engels toneelstuk en niet een Italiaanse opera!”

“Porca di Troia!” riep Marco uit, “ieke spreeke goede Engelse!”

“Grappig. Ik meen het Marco, jouw Engels is niet om aan te horen en dit is een serieus stuk. Ik kom niet in mijn rol als ik steeds moet lachen om jouw accent!”. Ze moest er zelf ook meteen weer om lachen, en gelukkig ontdooide de sfeer die rondom Berend was ontstaan. De jongedame in de rode jurk zette zich met een hand op de knie van het andere meisje af en stond een zwier op. Ze was van nature gracieus, vond Berend.  Ze wist het duidelijk van zichzelf, zoals jonge vrouwen op deze leeftijd deden wanneer ze ontdekten dat ze hiermee alles van jongemannen gedaan kon krijgen. Wee de man die deze Ariadne in haar web wilde vangen!

Ze liep bevallig met een innemende lach op Berend af, deed een demi-plié met haar handen in haar zij, en stelde zich keurig voor, als aan het hof.

“Ik ben Dorotea”, zei ze. “Welkom bij ons gezelschap.”

Berend voelde een plezierige warmte door zijn lichaam stromen. Door deze charmante verschijning en dit hartelijke welkom zag hij dwars door alle emoties van de weg hiernaartoe heen, door de teleurstelling van de eerste aanblik, en voelde hij zich thuis. Hij voelde zich welkom, en hij kon het niet laten breeduit, ongegeneerd te grijnzen.

“Nou, hoe heet je?” vroeg Dorotea

“Berend”, zei Berend.

“En waar kom je vandaan?”

“Ik kom uit Nederland”.

“Ik kom van Malta”, zei Dorotea, “en ik zal je voorstellen aan onze troep. Dit is Angela, zij komt uit Nieuw Zeeland. Dat is Marco, …” wijzend op de man bij de Senseo, “hij komt uit Rome. Die man daar is onze regisseur, Tomas. Hij is Slovaak.  Verder zijn er nog 3 maar die zijn er vanavond niet, die zie je een volgende keer wel. We zijn aan het repeteren voor een voorstelling van ‘Who’s Afraid of Virginia Woolf’ na de zomer. Ken je dat stuk?”

“Natuurlijk! Wie kent dat nou niet? Wie zoeken jullie, George of Nick?

“Ik denk dat jij te aardig bent voor George.” zei Dorotea plagend.

“Nick dan maar! Prima. En speel jij Martha?”

“Hoe raadt je het!” Dorotea draaide triomfantelijk een pirouette op de tenen van haar gympen, handen in de lucht, de jurk wijd uitplooiend.

“Je weet dat ze dus eigenlijk een frigide bitch is, Berend?”

“Houd toch op Marco, is die koffie nou al klaar?”

“Natuurlijk, darling, koffie for my love”. Marco deed eigenlijk een prima George, dacht Berend.

(WIP)

Doek – losse scene (Koffie)

Na een hele week te hebben verbleven bij Chiara in haar Corona d’Oro, zonder dat zij ooit de naam ‘Schuyt’ goed had leren uitspreken, had Berend zijn onderzoek afgerond en was zijn keuze gevallen op de wijk rond Via Toscana, een prima buurt iets buiten de ring en toch dicht bij de stad. Hij had een appartement gehuurd aan de Via Giacomo Puccini, voor drie maanden, gemeubileerd, op de eerste verdieping, waar hij inmiddels enige nachten had doorgebracht.

Hij had kennisgemaakt met de kat van de huisarts naast hem, zo’n enge Cyperse die wel kaal leek en hem altijd priemend aankeek alsof hij een enorme ansjovis was, met de duiven, eksters en kauwen die in de bomen langs de straat en in de achtertuin huisden en altijd rond vijf uur ’s ochtends op vol volume hun standpunten onderling uitwisselden. Ook had hij kennis genomen van bus 41 die van half zeven ’s ochtends tot één uur ’s nachts elk kwartier langsdenderde zodat zijn ramen rammelden en de planken van de vloer even omhoog leken te komen. Toch was het een gezellig appartement, vond Berend.

Het ritme van de Italiaanse werkdag begint thuis rond 7 uur ’s ochtends, maar verplaatst zich al snel naar de dichtstbijzijnde koffiebar voor een koffie en een pasticceria, een zoet koffiebroodje. Iets verderop in Berend’s straat bevond zich zo’n uitspanning, gerund door Aldo, de barista. Berend had dit op zijn eerste ochtend ontdekt en een bezoek aan Aldo was een gewoonte geworden.

“Goedemorgen Aldo!”

Berend liet de deur met een opgewekt gerinkel achter zich dichtvallen en liep verder de langwerpige koffiebar binnen. Hij liep langs twee tafeltjes met drie stoelen er omheen waarvan één bezet was met twee werklui in besmeurd uniform, één met een kopje espresso en de ander met een glas bier.

“Ah signore Berend, goedemorgen. Een cappuccino?”

“Ja, heel graag Aldo.”

Berend liep door naar de hoge donkerbruine bar en leunde er met zijn elleboog op terwijl hij rondkeek.

“Het is rustig vandaag”, zei hij.

“Het is woensdag vandaag”, zei Aldo. “Dan komen ze wat later. Is een rare gewoonte maar op woensdag beginnen we allemaal iets later. Wacht maar een half uurtje dat zit het hier vol.”

Aldo draaide zich om en begon aan Berend’s bestelling. Hij pakte de handle van de kop beet, draaide hem los, sloeg de oude bonen er uit, veegde hem schoon aan een doek die naast de afvalbak hing waar de oude koffie in werd opgevangen en begon de versgemalen espressobonen er in te doen. Hij stampte de koffie vakkundig aan, niet te hard en niet te licht, draaide hem weer in de machine, zette er een grote kop onder en drukte op een knop die het magische brouwproces in het werk stelde. Alles met een gemak van jarenlange ervaring, en met die lichte, bijna liefdevolle souplesse die een Italiaan zich van nature aanmeet als hij met eten of met koffie in de weer is.

“Waar woonde je nou ook weer?” vroeg Aldo.

“Op de via Puccini” zei Berend. “Aan het begin, bij de via Donizetti op de hoek”.

“Ahhh, Donizetti, Puccini, de meesters…” verzuchtte Aldo.

“Ben je liefhebber?” vroeg Berend, om zich heen kijkend, en met zijn ogen wijzend naar de posters van Eros Ramazzotti, … aan de muren.

“Ik ben Italiaan!” antwoorde Aldo, met de handen omhoog, om deze stelling die diende als antwoord kracht bij te zetten. Berend was nog niet overtuigd dat Aldo iets van opera wist maar liet het er bij zitten.

(WIP)

Prologue: Condrate

If you were in high orbit, flying over the endless oceans of this blue and green water-world, making your way over the south pole, you would see a glimmer, a sparkle on the surface, like a single diamond, shimmering in a vast black and green spiderlike setting. Making your descent, perhaps to a few hundred miles above the pole itself, you would discover that this single glimmer was in fact a collection of many hundreds of little sparkles, a forest full of fireflies, their movement frozen in time. Approaching the landing zone, this forest would have turned into a city, a sprawling collection of tents, buildings, settlements, across the many islands in this archipelago, home to a few thousand revellers for a few weeks. It is here that the happy few – or maybe we should say the happy many, as we speak of thousands of people – get together for the ‘Turn’, the start of a new Cycle, to celebrate life, love and leisure.

Contrary to appearances, the real reason this festival was still hosted at every Turn was politics. Think about it – what common citizen or even corporation would organize and fund such a mammoth happening out of the goodness of their heart? The ‘Opening of the Turn’, which was the official name of what most people commonly simply referred to as ’the Turn’, was, before anything else, an event for the rich and influential. It was their moment to come together, to discuss the state of things, to plan the future of the system and to make or break pacts.

Alyssa Grandman, eldest daughter of the influential Grandman family, was not feeling the cheer that everyone else seemed to feel. She was not herself. Not just because it was hot and humid, or because she was slightly agoraphobic and was only too aware she was in the middle of thousands of kilometres of ocean, and not just because she despised most of the people she would have to meet and play nice to, but because of what she knew she had to do this evening. It made her restless and irritable.

She coughed politely and addressed the handsome but annoying man to her right.

“Forgive me, I need to go and see my family”.

“I understand”, he said, with a look indicating that he really didn’t but that he knew how to take his loss. “It was a real pleasure speaking with you madam. Will you speak with me again some later moment at this Turn?”

“Perhaps”, she said, turning half away and giving him a warm smile as she did so. She left him wondering how sincere that smile had been. He decided to flatter himself that it was.

Making her way through the onlookers, she proceeded from the relatively quiet area near the lower terrace, overlooking the lily garden and the koi pond, towards the darker and busier part of the reception, seeking out her relatives. Being highly attuned to the conversations around her, a side-effect of her upbringing, she heard the distinctive sounds of insincerity. She recognized the high-pitched sounds of fake laughter, the bellowing of too much enthusiasm, the overdone screams of pretend-surprise above the din. Led by an internal urge to avoid these shallow partygoers, she veered away and made her way back to the illuminated and somewhat quieter side of the massive room.

The reception hall was enormous, set up centrally inside an even bigger building. By a trick of artificial gravity, the building’s roof floated some twenty meters above the top of the glass walls, bringing in light from all directions, which was reflected and refracted by cleverly placed separations hanging in mid-air. This created separate areas across the architectural monstrosity for various functions, connected by seemingly weightless crystalline bridges and staircases. Floating in mid-air, across the entire space, were balconies exposed to the setting sun to lounge on with cocktails, fields of grass to sit and play on, darker corners for trysts and love making, music halls with sound-tempering walls and swimming pools without anything holding the water in.

In the middle of it all was the grand ballroom, hundreds of feet across, with plush carpets, oak and mahogany and cherry veneer tables and chairs, all below the grandest, most opulent crystal chandeliers ever seen.

Different music could be heard depending on where one was. Currently, Alyssa was hearing a light pizzicato folk tune, vaguely reminding her of summers on the coast of her home planet. By the time she had worked her way through a few dozen little gatherings, all bowing, smiling, or vying for her attention, all politely declined with her well-practiced friendly smile, she had reached another open area, looking straight out at a large lawn with a view to the ocean. How she detested being here, on this night, how she detested all the people around her, how she hated this room, this building, this whole damn planet and their political system for leading her to this moment.

“Alyssa”, a voice called out to her. It took her a moment to find her bearings, to recognize the speaker. “It’s me, Avrem”, feigning hurt at her not immediately recognizing him.

“I know, Uncle”, she sighed, “I know. I’m sorry. How are you, sir?”

“No need for formalities, Alyssa,” Avrem said, stern but loving, as a benign parent.

Alyssa realized wryly that in her family, there was no such thing.

“I can see for myself that you’re not entirely at ease”. He took her hand and squeezed it. “Have a drink with me,” he proposed, and half-turned to summon a waiter-drone as he said it.

“No thanks”, said Alyssa. She felt both relief for having someone notice her anxiety, maybe even care, and annoyance at the intrusion on her privacy. She looked away quickly, hiding her reaction from her uncle as his attention returned to her.

“Still, you’re ready for your big moment, I hope? We’re all looking forward very much to what you have to say.”

“Stop it, please,” she said, exasperated. ” You know every word I’m going to say. What you’re looking forward to is what happens when I say it.”

“Not in the least! But what happens if you don’t scares me a lot more, I’m not afraid to say,” Avrem admitted. “A lot is riding on the balance with the other families, and we won’t know how things will look before we all go home. This Turn is an important one, at least as important as the one where you father took over. You need to do this.”

“Thanks for adding to the pressure. But I’m ready. You’ll get your blood bath.” Looking at him with angry eyes, she quoted ‘Fear not, deities, your rivers shall be of blood and your payment shall be in tears’ and walked away.

As soon as Condrate’s sun had begun to set, subtle changes started to occur in the building. Almost like a living thing, it started to make small movements, subtle alterations. The walls around the grand ballroom lifted a few meters in the air, the roof lowered slightly, changing how the light channelled through the building. The terraces all lowered to ground level and the music converged, melting together to one single theme, while the volume decreased on the edges and increased towards the ballroom.

The effect was slow but unmistakable, almost as if the building wanted everyone to gather towards and then into the ballroom. People being what they are, as soon as some started moving, everyone followed, most of them unconsciously. Trickles, then streams, then rivers of people made their way from their individuals entertainments towards one single destination, becoming and acting as one coordinated organism.

Alyssa sat in the front row among hundreds of people from their system’s first families. She half-listened to a grey-haired elderly man from Druentia droning on about agricultural targets and annual planning, obviously vying for applause and recognition from his peers. There was no need to have grey hair these days and it annoyed her that this self-important bore had chosen to look old, just for effect. What the hell did he hope to accomplish, she thought, scowling.

When he finished, he left the stage rather bewildered and sad, receiving none of the applause he was looking for. Alyssa didn’t notice any of this as she was getting out of her seat and walked towards the other side of the stage. She climbed the steps up onto the wooden floor of the stage using a small, conveniently placed staircase and made her way towards the stage’s centre, each step more difficult, her feet heavy, her breath shallow and quick, her vision blurry around the edges. She focused on the spot just before her and with sheer willpower made it to the spot where she was supposed to stand for optimal acoustics. She slowed her breathing, looked up, and faced the audience.

They quietly sat there, waiting for her to start her speech. They looked expectant, curious, excited even, like someone whose birthday party it was and who knew that the fun was about to start. Those aware of political shifts and currents – and who in this room wasn’t? – knew that this would be an important speech. Each family had traditions, and the Grandman family was one of the more traditional ones. Power always went to the eldest son. It had for many centuries. Benjamin Grandman was the heir apparent. He was young, beautiful, single and the system’s most eligible bachelor. This Turn, he had been fêted by almost everyone who is anyone and lots more, and in the array of family presentations it was Benjamin that people had been expecting on stage. Not Alyssa.

“Great events have come to pass, and more await us, as we turn, together, in one more cycle”, she stated, using the traditional opening. She stood with her feet apart, shoulders broad and set slightly back, her black hair brushed back. Her voice boomed, amplified across the hall by an invisible sound system. She felt strong.

When Alyssa spoke, the room was silent. Thousands listened intently, eager to hear a family drama unfolding, hungry for something juicy and entertaining after the hours of economic boredom.

“My family has been here, in this moment, standing on this very spot and addressing you, innumerable times”, she continued, placing emphasis on the right words, staying in rhythm, applying all the oratory skills she could muster. “You know us as steadfast members of the system, and we have always supported and lived by the ways of our elders, accepting our place in history, and following the example of those before us. I stand here today before you in that long and noble tradition.”

Knowing that she would need to address the elephant in the room head-on, she asked the question that she knew everyone was asking, and which would start an irreversible chain reaction once she addressed it.

“Why me, you ask? Why not the eldest son as per our tradition? I will tell you!”

From the right-hand side of the assembled audience, she could hear the first rumblings of dissent. Her older brother Benjamin, the obvious heir, sat there, his cabal assembled around him. He must have known this would happen, of course. He had been causing too many scandals in the family with shady transactions and unethical deals, and if he had any sense, he would have anticipated that the family would not accept it much longer. Still, she needed to be careful how she continued. Looking at the faces around him, she saw Benjamin had attracted some cowardly minor families who would jump at the chance to buy themselves some social standing by supporting him and together they formed a group whose size could not be ignored. Good, she thought, let’s deal with two problems at once.

“Let me tell you”, she repeated, addressing the wider audience, and purposefully not looking to her right, letting them digest her words while seeing her ignoring them. “I am not without precedent. Families before us have sometimes been forced to deviate from tradition, to ignore custom, in order to serve a greater good.”

More noise from her right. Across the rest of the audience, she could see some faces turning to their neighbour, undoubtedly to share their suspicion of what might happen or what her reasons were for this breach of etiquette. Simpletons, she thought, as if etiquette is what mattered in the universe.

“When Tribula was attacked, and when it was clear that Harvid the eldest son was behind it, did the Moridues not select his brother Michael to head their house? When the war broke out between Fish and Immanuel’s world, didn’t the courts force the leading families to assign their daughters to lead their houses?”

She chose the next one carefully.

“When Robert Foster married against his family’s wishes, did they not disavow him?”

“And they killed him for it!” Someone shouted from halfway in front of her. Finally, she thought, someone who knows their history. She couldn’t see who it had been. A pity, as she would have like to have rewarded him for helping her make her point.

“Yes, they did”, she replied, facing the origin of the comment, “but that was only after they had taken away his privileges and assigned their estate to his sister Essa.”

The noise from her right became a roar, people shouting, obviously correctly interpreting what she was insinuating was going to happen to Benjamin. He himself stood up now, casting aside all decorum, and faced his sister. He pointed at her and shouted “you wouldn’t dare! You don’t have the support!”

On the edges of the room, she could see people craning their necks to better see what was going on, but also people quietly making their way out of the room, perhaps justly fearing the coming of violence.

Around Benjamin, who still stood shouting insults and threats at his sister, some of his supporters had begun to push forward, towards the stage. People that tried to stop them were being pushed aside, the noise increasing with each passing minute. With a faint buzz, mini security-drones were now descending from the top of the room, setting out to protect the majority of participants by precision-targeting a few. Chaos was ensuing and Alyssa decided it was time to get off the stage before things got even more out of hand.

Then, with no warning, gravity disappeared. Suddenly, everything in the world lost its weight. It took everyone a second to realize this. The noise and angry shouting faded for a few seconds, as people tried to make sense of this new development. Then, one by one, everyone started screaming in fear and confusion.

Hundreds of participants started to slowly drift into the air, as their frantic movements created an upward motion which was no longer counteracted by gravity. A stirring mass of bodies could be seen starting to rise slowly, as an enormous colony of bees that was moving to a new site. Each individual body with flailing arms and legs, eyes wide with panic. People hanging on to chairs and tables caused these to take air as well, adding furniture, glassware, hot and cold food and liquids and silver cutlery to the floating cloud of scared audience members now floating above the floor.

Outside, without anyone seeing it, the ocean was behaving strangely too. With no gravity to keep them down, massive ocean waves were turning into high ridges, then mountains ranges, then huge blobs of seawater, larger than the largest spaceships, majestically detaching themselves from the planet’s surface. Eerily, as a strange contrast, the high-flying gull-like seabirds seemed not to care, circling around, high above the water, looking for fish as if nothing had changed.

Inside, Alyssa was clinging on to the banister of the small staircase that led down from the stage. She felt safe for an instant, having something to hold on to, then realized that her staircase hadn’t been bolted to the floor and that she too was now slowly rising, banister and all. She looked around and spotted a greyish column not far from her that supported the lighting rig above the stage, and which seemed to be anchored to the ground. It was going to be close, she thought, it’s not too far to jump. Then she realized that she wasn’t thinking straight – without gravity it wouldn’t be a jump, it would be – she almost laughed at the ridiculousness of the situation – a flight. She jumped off, pushing away the steps which careened on the floor, causing it to bounce back up to slowly drift to the ceiling. She flew towards the girder and after two intensely long and surreal seconds she grasped a loose cable, her momentum pushing her forwards, felt the cable pulling taught, felt herself circling around the girder and ended up being smashed onto it, face first, as she completed her arc and the cable pulled her in. Her left arm instinctively grabbed whatever she could wrap her fingers around and felt relief as she closed her fist around a metal pin on the outside of the steel girder.

She sighed, inspecting her face, feeling shaky but uninjured. She turned her head to face the room again and saw the mayhem. The world had truly turned upside-down, she thought. Now that she had a moment to consider her circumstances, she noticed her heart beating very fast, almost like that of a bird, and she was breathing fast. She purposefully slowed both down by taking a few deep breaths, eyes closed, in through her nose, out through her mouth. She forced herself to be calm. She needed to think. She was in a better position than most – having solid purchase – but she needed a plan. She looked around to see if others were in a similar position.

Then, as suddenly as it had disappeared, gravity came back. Immediately, the mass of people and furniture and food smashed down into the ground with a sickening crunch. Alyssa saw it happen before she lost purchase on the girder and fell, at least ten feet down, and landed on her back. She lived, but knew she was injured. A few seconds later, with a high-pitched whine and occasional crashing sounds that drowned out the faint moans she could hear here and there from the remains of the audience around her, from hundreds of meters above, the glass ceilings crashed down, taking the walls and terraces and everything else in its way with it. Minutes later, the tsunami caused by the ocean waves coming down with a thunderous crash spilled over the entire island. Then, silence.

 

 

Doek – Hoofdstuk 2 (Hotel Corona d’Oro)

De eerste dagen zou Berend doorbrengen in een hotel. Hij had zich voorgenomen vanuit het centrum de stad te verkennen, om zich zo een beeld te vormen van de wijken, te ontdekken waar het trendy en happening was, om daarna in één van deze chique buurten een appartement te betrekken om hierin de komende drie maanden te leven als God in Italië.

Het hotel Corona d’Oro was inderdaad zo intiem, Italiaans, chic en gezellig als het er op internet had uitgezien. Een portier in livrei had zijn taxi en hem verwelkomd met een knik. Zijn tassen werden uit de taxi getild, zonder enige moeite – wat Berend met enige gène deed terugdenken aan zijn gezwoeg door het station – en op zo’n typische bagagekar gezet die je alleen in hotels ziet. De prachtige juffrouw aan de balie die beleefd Berend in het Italiaans antwoordde had hem een mooie kamer beloofd.

“Buon giorno”, had hij haar begroet, “Io sono il signore Berend Schuyt.”
“Mi scusa?”
Ze keek hem allervriendelijkst aan met een blik als naar een kind dat vol trots een lelijke tekening laat zien. Ze hield een balpen verleidelijk in haar bevallige hand en speelde een beetje met het knopje aan het uiteinde van de pen.
“Berend Schuyt,” herhaalde hij, nu langzamer en duidelijker articulerend, “ik heb hier een kamer gereserveerd.”
Hij haalde zijn paspoort tevoorschijn en legde het open voor zich neer op de balie zodat zij zijn naam duidelijk kon lezen. Haar inmiddels wat wantrouwende blik veranderde binnen de kortste keren weer in een allerhartelijkste glimlach.
“Ah, meneer Skoeit, we hebben naar uw komst uitgezien!”
“Dat is fijn” zei Berend hierop. “De naam is overigens ‘Schuyt'”, legde hij nog eens uit en keek haar verwachtingsvol aan.
“Certo” antwoordde ze, maar keek voor de zekerheid nog eens naar haar folder op haar bureau. Met een mintgroen gelakte nagel liep ze de lijst namen af tot ze bijzijn naam uitkwam.
“Skoeit” zei ze vol tevredenheid en glimlachte nog maar eens naar hem.
“Noemt uit mij alstublieft Berend, dat zal het voor u makkelijker maken het uit te spreken” zei Berend, ook met een glimlach. Hij voelde zich door haar hele uitstraling enorm welkom geheten in dit land en vond iets van zijn zucht naar dat Italiaanse Italië terug in de donkerblonde haren en prachtige ogen van deze toch wel erg fraaie jongedame. Berend zag dat ze twee zilveren kettinkjes om haar hals had hangen, éen met een kruisje en de andere met de naam ‘Chiara’.
“Uw kamer is nummer drie-vijfentwintig, op de derde verdieping.”
Ze overhandigde hem de sleutel, zo’n ouderwetse met een flinke houten klos eraan.
“Het is een prachtige kamer met uitzicht op de stad. Geniet van uw verblijf bij ons, meneer Skoeit!”

Chiara had woord gehouden. Berend stond genietend voor het open raam op de derde verdieping uit te kijken over de rode daken en de tientallen steegjes die dit deel van de stad kenmerkten.
In de taxi die hij vanaf het station had genomen had hij nog heel even twijfel gevoeld. Als je zo’n sterk gevoel hebt bij een land als Berend bij Italië had, een bijna archetypisch beeld van een cultuur, maar die werd gevoed door een leven in Nederland en verlangen naar “Italiaanse” dingen, dan was het onvermijdelijk dat dit beeld niet helemaal realistisch was.
De rit met de taxi had zijn gevoel dan ook behoorlijk op de proef gesteld. Ten eerste was de chauffeur geen Italiaan maar een Roemeen. De Lancia waarin hij reed was dat wel maar was gebouwd na de overname door Chrysler en was één en al plastic van binnen. Er zaten toeristische pamfletten in in diverse talen en de eerste paar straten waren grauw, lelijk en vies geweest. Maar na het Parco della Montagnola te hebben gepasseerd werd het al iets beter.

De Via Allessandrini afrijdend zag Berend al wat neo-classicistische bouwwerken en daarna het echte oude centrum in voelde het weer goed. Over de Via Coito, de Via Carbonara, langs de Via Altabella en dan aankomen op de Via Oberdan. Een onmogelijk smalle straat, senso unico uiteraard en alleen voor voetgangers, fietsers en taxi’s bereikbaar met een paar chique winkels en het prachtige hotel Corona d’Oro. De gouden kroon. Een 14e eeuws gebouw met de oorspronkelijke gothische muren, uit de tijd dat dit het huis was van een adellijk gezin, de familie Azzoguidiat. Het was later een osteria geweest, een soort café, had Berend gelezen, en nog later zelfs een locanda, een herberg. Eigenlijk was dit bij de buren begonnen. De ondernemer Agostino Torati kreeg in meu 1865 van d e stad een licentie om in het gebouw naast het huidige hotel een ‘Osteria met Locanda’ te beginnen. Het huidgie gebouw werd er al snel bijgetrokken en samen werd dit “Albergo Corona d’Oro”.

Het was hier dat in 1900 het nieuwjaarsfeest van de eeuw werd gorganiseerd. Die nacht waren de kamers van het Corona d’Oro gevuld met heren in smoking en prachtige dames in boas, pauweveren, tiara’s en glitterjurken, volgens de nieuwste mode van het begin van de twintigste eeuw. Carolina, de vrouw van Agostino, serveerde de beste Champagne tussen de spiegels, het fluweel en gouden decoraties van de ‘belle époque’. In de Tweede Wereldoorlog was het volledig gestript door Duitse soldaten, maar het gebouw is blijven staan, inmiddels met in renaissance-stijl afgewerkte plafonds, een Art Nouveau-lobby gevuld met orchideeen en palmen als in een exotische kas, met overal antiek en een glazen koepel die ’s zomers open kan en het geheel een unieke sfeer geeft.

Het hotel ademde rust uit, het voelde voor Berend als binnenkomen in een oase na de zweterige drukte van de stad. Berend waste zijn handen na gedane zaken in de volledig met Carrara-marmer beklede badkamer en verheugde zich op de avondwandeling over het Piazza Maggiore en het diner wat daarna zou volgen. Hij deed zijn tweed jasje aan, pakte de hotelsleutel van het schijftafeltje, deed dat in zijn zak, keek nog even de kamer rond, checkte zijn uiterlijk in de spiegel en liep tevreden de deur uit.

Doek – Hoofdstuk 1 (Aankomst in Bologna)

Een streep zonlicht viel op het dichtgetrokken rode gordijn van stug nylon, op het formica uitklapblaadje met het lege glas rode wijn en liep via de prullenbak door over de smoezelige vloer van de coupé. De wagon kwam met een schok tot stilstand, knarsend en schuddend. Het pneumatische remsysteem van de trein ontspande zich als een beer die midden in een dierentuin, omringd door geschokte ouders die de oren van hun kinderen dichthouden, een welverdiende, hoognodige, triomfantelijke wind liet. De conducteur riep door de installatie om welk station was bereikt en meldde dat de trein na ongeveer vijf minuten verder zou rijden in de richting van Florence. Enkele passagiers begonnen zich te roeren en hun spullen te verzamelen om zich naar de deuren te begeven en de trein te verlaten, om hun reis op andere wijze voort te zetten.

Berend was gisteravond om tien over zeven met twee zware koffers in de internationale slaaptrein gestapt en vanuit Amsterdam vertrokken. De reis was prachtig geweest, eerst langs oude en donkere bossen in Westfalen en Hessen, daarna zuidwaards, langs de Rijn, langs prachtige rotsige vista’s, de Lorelei, om daarna met een heerlijke avondzon zacht wiegend door het zuiden van Duitsland te glijden, met een glas Riesling, een bord aspergers en een voortreffelijke ham. Zijn gedachten waren alleen maar geweest bij wat komen ging, geen moment bij wat was geweest. De teerling was geworpen.

Hij deed één oog langzaam open en zag, knijpend, door de oogharen heen op het tafeltje de zon schitteren in het lege glas. O ja, hij had inderdaad later ook nog een glas Chianti genomen. Een 7 jaar oude, lekker donker. Langzaam ging zijn andere oog ook open, terwijl hij met zijn rechterhand een beetje zijn ogen behoedde voor het felle ochtendzonlicht. De trein was akelig stil. Had hij een conducteur gehoord? Ze waren duidelijk ergens gestopt.

Langs de deur van zijn coupé liepen inmiddels de laatste mensen de trein uit. Berend keek zoekend naar buiten, op jacht naar een herkenningspunt. Hij zag een stuk verderop een bord, kneep zijn ogen nog eens samen om tegen het ochtendlicht in te zien wat er stond, als een padvinder die een vogel moet identificeren om zijn volgende badge te verdienen. BOLOGNA CENTRALE. Zijn hart schoot in zijn keel en er ontviel hem een godslasterende kreet. Hij moest er nu uit! Dit was zijn stop!

Hij schoot overeind, miste met zijn voorhoofd net de rand van het opklaptafelje en voorkwam net dat het lege wijnglas door de coupé vloog. Hij duwde de fleece deken van zich af die, doordat deze statisch was geworden door het draaien tijdens de nacht, halsstarrig, als een irritant nichtje aan zijn benen bleef plakken.

Het duurde even voor hij zijn vrijheid volledig had teruggekregen en stond op, licht duizelig van de wijn, door het snelle opstaan en door de schrik die er stevig in zat. Hij greep zijn overnight-bag en propte zijn boek, krant, zonnebril en tijdschrift er in, bewust dat hij de voorpagina van het tijdschrift hierbij scheurde. De tas half-dicht ritsend keek hij om zich heen en lokaliseerde zijn koffers. Deze had hij gisteravond joviaal en zich sterk en oppermachtig voelend in twee huppen op de nu toch wel erg hoog liggende bagagerekken geworpen. Het kostte hem nu aanzienlijk meer moeite deze naar beneden te krijgen zonder zich te bezeren of ze klakkeloos op de grond van de coupé te laten donderen.

Met in elke hand een koffer en zijn tas om de nek wrong hij zich door de schuifdeur van de coupé en schuifelde, beladen als een lastkameel, brak als student na een avond feesten op de sociëteit en zwaar geïrriteerd door de stress, zachtjes binnensmonds vloekend en alle Italianen, spoormedewerkers, toeristen en iedereen die hem voor de voeten liep uitscheldend de trein uit, het trapje af en het perron van Bologna Centrale op.

Terwijl Berend hijgend om zich heen keek om de uitgang van het perron te zoeken, floot de conducteur het sein alles veilig, sloten de deuren van de trein zich en zette de Internationale Slaaptrein 6270 zich puffend en kreunend, als een oude en onwillige lastezel, langzaam in beweging richting Florence.